maandag 17 juni 2013

Mijn lieve oude moeder (7): hospice "Het Vliethuys" - laatste dagen

De paasdagen van 2013 waren ijskoud; de kamer van Roosje keek uit op een kleine vijver in de voortuin van het hospice, stijf bevroren. Er was dit voorjaar niet veel wat aan het leven deed vasthouden. Wat Roosje betrof, zou er ook helemaal niets van haar overblijven: as verstrooien, geen gedenktekens, niets. Gelukkig bleven Marc en ik van haar over met drie prachtige kleinkinderen.

Elke dag lunchte ik met het personeel van het hospice, ze bespraken de op handen zijnde verhuizing naar een mooi pand aan de overkant, dat nu helemaal werd gerestaureerd - het hospice was nu gehuisvest in het oude zusterhuis van het ernaast gelegen Diaconessenziekenhuis. Er was ook al een tuinplan: er zouden linden geplant worden. Ik bood aan om één van deze linden te betalen, zodat die zou groeien en bloeien ter nagedachtenis van Roosje. Het voorstel vond instemming aan tafel.

Op eerste Paasdag was ik van plan weer eens een nachtje thuis te gaan slapen. In de luie stoel bij Roosje was ik een beetje ingedommeld naast mijn IPhone met wekkerfunctie. Ik werd echter wakker van Roosje, die hevig aan het hoesten was. Toen ik zag dat ze af en toe overeind probeerde te komen, ben ik naast haar gaan zitten en heb ik af en toe op haar ingepraat: "Laat het  maar los, je mag van ons allemaal gaan." Dat gebeurde die avond nog een keer, uiteindelijk had ik heel hard moeten fietsen voor de laatste trein, die ik maar heb laten gaan.

Uiteraard gaf ik deze onrustige stemmingen door aan de verpleegkundige, die nachtdienst had. De arts, die 's morgens weer belde, besloot daarop dat Roosje in het vervolg viermaal daags samen met de morfine dormicum zou krijgen, een sterk slaapmiddel. Op de ochtend van de tweede Paasdag viel ze voor de laatste keer in haar leven in een diepe slaap.

Wachten op Godot is een opgave, bewees Becket al. Op dinsdag kwamen we - Marc, Lenneke en ik - in elk geval onszelf tegen. Marc en Lenneke togen werk- en huiswaarts, terwijl ik een eindje ging fietsen door de centra van oud Voorburg en oud Rijswijk, het was een stralende dag. Ik had net een nieuwe Italiaanse vouwfiets aangeschaft en koerste langs de Vliet. Kijk, Drievliet, ook daar ging Roosje vroeger met me heen: een pretpark avant-la-lettre waar je met de boot vanaf de Soestdijksekade naar toe kon varen. Heel spannend allemaal. In het gebouw van de Haagse HTS, waar ik jaren gewerkt had, was nu de politieacademie gevestigd. Langs een emplacement vol met Fyra-treinen, waarvan we nog veel zouden horen, fietste ik terug naar het hospice.

In de huiskamer dronk ik een kopje thee, daarna ging ik terug naar kamer 1. Roosje sliep, vanzelf (maar niet helemaal vanzelf). Ik ging naast haar zitten, legde een hand op haar broze schouder en herhaalde het mantra: "Laat het allemaal maar los, je hoeft niet meer." Een half uurtje later werd haar ademhaling even heel intens voordat deze stokte: ze was er niet meer. Het was tien over half vier.

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten