zondag 31 augustus 2014

jeugdige stijl

Eindelijk een blog over Jugendstil, de bouwstijl met haar wereldwijde iconen (ik zag ooit prachtige voorbeelden in Lissabon). Er is vooral veel erfgoed in bakermat Wenen. Het jeukt hier natuurlijk ook van de barokke gebouwen (vanuit het Burgpark kijk je bijvoorbeeld op één van de gevels van een Habsburgs paleis):



De spreuk boven de poort betekent: "In dit huis verzoen ik alle volkeren." - aan ambities geen gebrek en dat mocht gezien worden: de Habsburgers hebben Wenen overladen met deze stijl, te herkennen aan frontons boven de ramen, af en toe uitbundige Romaanse boogjes en classicistische zuilenrijen, die zowel de hofgebouwen als de meer 'gewone' woonhuizen sieren: strenge gevels met rijen identieke frontons.



Jugendstil, de stijl met de fraai gestileerde lauwerkransen  is ook prominent aanwezig in het stadsbeeld. Lauwerkransen (die je op deze foto ziet),



want de stijl zou zegevieren over de barok: Germaanse volken hebben nu eenmaal iets met verlies en winst, met boven en onder: niet alleen de Duitsers en de Oostenrijkers horen tot de Germaanse volken, de Nederlanders ook (ik hoef alleen maar aan het laatste WK te refereren).
Ik houd van mooie dingen en nog meer van mooie dingen, waarover is nagedacht. Bijvoorbeeld het Otto Wagner Spitaal "am Lemoniberg". In de tijd dat we mensen met een psychische beperking nog "krankzinnigen" noemden, werden ze in Wenen gehuisvest in een ronde toren, die nu deel uitmaakt van het natuurhistorisch museum. De ronde toren uit de 19e eeuw, die de nooddruftigen (vrij naar de Fabeltjeskrant) via nissen in de muur naar 'moderne' inzichten licht en lucht bood, stond een pietsie te dicht bij de Hofburg en Sissy kon natuurlijk niet uit haar koninklijke slaap gehouden worden door het lawaai van een inrichting om de hoek.
De stad Wenen zocht en vond een oplossing in de Noordwesthoek van de stad, de uitlopers van het Wienerwald. In weinig tijd koopt de gemeente grond van tien particulieren op, perifeer in de stad maar wel bereikbaar, vanuit het idee dat de patiënten gebaat zijn door bemoeienis van hun sociale omgeving.
Otto Wagner verwerft de opdracht van de Stad Wenen voor het bouwen van deze nieuwe "inrichting". Hij ontwerpt de centrale as van het terrein met, van beneden naar boven, het directiegebouw, het theater, keuken/wasgebouw en kerk. Links en rechts worden ontwerpen voor de patiënten ontworpen door 'onderaannemers'; aan weerszijden eerst voor de "rustige" patiënten, dan, verder uit het midden de minder rustige en tenslotte, aan de buitenzijden, de onrustige patiënten. Terzijde kwam nog een sanatorium, dat we heden ten dage een wellness-centrum zouden noemen. Binnen korte tijd genoot het wereldfaam, waardoor de gemeente Wenen de kosten van het verplegen van haar 'gekken' een beetje kon drukken.




De kerk werd letterlijk hoogtepunt en blikvanger van het complex. De koepel is met goud ingelegd en dankt er de citroengele kleur aan, in de volksmond ging deze berg 'Lemoniberg' heten. In de eerste halve eeuw reed er een treintje op de helling rond om eten rond te brengen, was in te zamelen en weer schoon te verdelen. Het treintje sloot bij Ottakring aan op het stelsel van U- en S-banen, al net zo mooi georganiseerd als in Berlijn, maar daarover een andere keer. In de jaren vijftig is dat treintje gesneuveld als gevolg van het oprukkend autoverkeer en u raadt het al: daar hebben ze nu een beetje spijt van op die berg.
Terug naar de kerk. Dat was geen onomstreden bouwwerk in een stad waar eeuwenlang barokke kerken waren verrezen. De engelen op het dak (naar ontwerp van Othmar Schimkowitz) waren veel te frivool:





ter vergelijking een barokke engel, die de St. Jan in Den Bosch tooit en die ze tijdens de verbouwing een mobieltje hebben gegeven om wat moderner over te komen:






De gebrandschilderde ramen (van Koloman Moser) zijn een hoogtepunt in de Jugendstil in Wenen, "onze" Utrechtse St. Maarten komt erin voor:




Dan nog een stukje over Otto Wagner, die 63 was toen hij aan het ziekenhuis ging werken. Een succesvol architect, die in zijn jonge jaren meegebouwd heeft aan de barokke Weense ring, maar zich later met kunstenaars als Klimt en Hoffman aansloot bij de Wiener Sesession en nieuwe smaakmakende kunst schiep. Na veel opdrachten voor de overheid, zoals de Postsparkasse en de Weense U-bahn werd dit zijn laatste. Bij de opening van de kerk weersprak hij het hof, vertegenwoordigd door aartshertog Ferdinand, die dat moderne gedoe maar niets vond en dat duidelijk liet merken: de barokke stijl toonde de heerschappij van het KK-rijk, door Musil in "Der Mann ohne Eigenschaften" zo ironisch Kakanië genoemd. Wagner betoogde dat alle kanonnen ook met de barokke stijl versierd waren, terwijl ze toch geen zegen voor de mensheid waren gebleken (en toen was de eerste Wereldoorlog nog niet eens begonnen). Maar Otto Wagner was persona non grata geworden.
Met de tweede Wereldoorlog sluit ik af, een duistere periode voor het Otto Wagner Spittal: de nazi's gebruikte het hospitaal om er hun euthanasieprogramma uit te voeren: 772 kinderen overleefden dit niet. Een museum laat de gruwelen uit die jaren zien; ik kies hier voor een afbeelding van een propagandistisch plakaat:




Moraal van de nazi's: we betalen allemaal mee aan de verzorging van mensen die niet voor zichzelf kunnen zorgen. Wim de Bie zei eens: "De werkelijke beschaving van een samenleving is af te lezen aan wat zij investeert in mensen die niet productief zijn en dat waarschijnlijk nooit zullen worden."

Bij het herdenken van de gruwelen, halverwege de jaren '90, heeft de stad Wenen een wedstrijd onder middelbare scholen uitgeschreven: ontwerp een monument voor deze kinderen. Een meisje uit de 5e van het gymnasium schonk ze allemaal een kaarsje en liet die kaarsjes in strenge rijen zetten om de systematische werkwijze van de nazi's vorm te geven:




Het indrukwekkende monument is te vinden tussen het directiegebouw en het theater van de Lemoniberg.

meneer Sippel

Nu ik morgen ga beginnen aan een nieuwe carrière als leraar wiskunde op de middelbare school, leef ik al dagen met de herinnering aan mijn leraar voor dat vak in de brugklas van de havo: meneer Sippel. Hij vond mij lui en hij had daar toen wel gelijk in: ik kon "aardig meekomen" met de brugklasstof, maar sloofde me niet bovenmatig uit. In zijn frustratie riep hij een keer, na weer een door mij marginaal gemaakte schriftelijke overhoring: "Jij aap, ik trap jou het raam uit!" Met zijn onvervalste accent (zijn wortels lagen in Nederlands-Indië) maakte hij een nog grotere indruk.


Nu was meneer Sippel ook de klassenleraar en - het waren andere tijden - na een week of zes legde hij een huisbezoek af, 's middags na school. Vanzelf was je daar toen als leerling niet bij, maar vanuit de aan de huiskamer grenzende slaapkamer (er zat een dunne glaswand met een gordijn tussen) kon ik letterlijk volgen wat er over mij te zeggen viel.
Op zeker ogenblik verhaalde mijn moeder van die middag, dat ik overstuur was thuisgekomen, bang dat de leerkracht zijn woorden nog eens in daden zou omzetten. Het was even stil, daarna meldde mijn klassenleraar met hetzelfde kleurrijke accent: "Mevrouw, ik zou nog niet de punten van mijn schoenen bevuilen ..." - zoals ik al schreef, het waren andere tijden.
Misschien een leuk verhaal om nog eens met mijn leerlingen te delen, maar voorlopig houd ik het op een inleiding over Jugendstil en over mijzelf, maar daarover in een volgende blog.