vrijdag 8 februari 2019

Beter horen? Of: “Was nou maar naar ...”

“Wie tot tien kan tellen, kan de hele wereld bellen”, leerde ik in vervlogen dagen op de lagere school (toen heette die ook nog zo). Nu we allemaal mobiel zijn, heb ik apparaatjes in mijn oren, die tot tien kunnen tellen en ervoor zorgen, dat ik beter kan horen. Althans, dat is de bedoeling. Het bedrijf dat me de apparaatjes leverde, heet ook “Beter Horen”. Zo op het oog een logische naam. De kreet “Was nou maar naar Specsavers gegaan” associeerde ik destijds (ruim twee jaar geleden) nog niet met gehoorapparaten, maar enkel met brillen. Heel jammer dit, toch wel.
Mijn gehoorbeperking is genetisch. Mijn grootvader en mijn vader hadden er veel last van na hun vijftigste jaar. Mijn grootvader had heel ouderwetse apparaten, die hij uitzette als hij geen zin had in geklets. Een andere creatieve aanbieder van deze apparaten, Schoonenberg, heeft dat zelfs in de televisiereclame verwerkt: “En als oma te veel kletst, gaat ie op de min”, zegt opa tegen zijn kleinzoon, die vervolgens reageert met “Vet!”
“Beter Horen” heeft uiteraard onderzocht wat ik nodig had. Op mijn vraag of er apparaten waren die communiceerden met een IPhone kreeg ik een teleurstellend antwoord. Die waren er nog niet, dat moest nog uitgevonden worden. Ik kon wel een (peperduur) klein apparaatje aanschaffen dat de verbinding tot stand bracht tussen de IPhone en de gehoorapparaten. Het was een gedeeltelijk verkeerd antwoord. De apparaten waren er wel, maar “Beter Horen” leverde ze nog niet. Specsavers wel, zo vernam ik enkele weken later van een goede vriend, die bijna op hetzelfde moment daar zijn gehoorapparaten had aangeschaft en die de apparaatjes met een mooie app op zijn telefoon kon aansturen. Ik heb toch een beetje moeite met bedrijven die het bedrijfsbelang boven dat van de klant stellen, zeker als het om je gezondheid gaat.
De batterijen in de apparaatjes zijn niet bepaald goedkoop en gaan gemiddeld een week mee. Althans, dat is wat “Beter Horen” meedeelt als je de apparaten aanschaft. Ik heb het maar eens bijgehouden, omdat het anders aanvoelde. Sinds 3 november had ik de batterij van het apparaatje links 18 keer vervangen, ontdekte ik op 18 januari, 75 dagen later. Een eenvoudig sommetje leert dat 75:18 gelijk is aan 41/en dat is iets meer dan de helft van een week. In het apparaatje rechts heb ik de batterij in die tijd 12 keer vervangen, aan die kan werkt het dus iets meer dan een dag of 6.
Met het apparaat links is het dan ook goed mis. Gisteren fietste ik vanuit het centrum van Utrecht naar Nieuwegein, van de ene taaltraining naar de andere. Ik deed er een half uurtje over. Tijdens dat halve uurtje fietsen viel het apparaatje links 33 maal uit, waarna het opnieuw werd ingeschakeld. Dat is wanneer het apparaatje tot 10 telt. 18 keer gebeurde dat met een dubbele toon. 12 keer haalde het apparaat daarbij niet de 10 tonen en viel het alweer uit, voordat het was ingeschakeld. En één keer hoorde ik het uitschakelgeluid, dat in het algemeen aangeeft dat de batterij moet worden vervangen. Maar ook daarna startte het apparaat weer gewoon op.
Deze problemen dienden zich al in december aan. Een bezoek aan de winkel leverde weinig op. We kunnen het apparaat naar de fabriek sturen, maar dat is in deze periode niet handig, want dan ben je het heel lang kwijt. Maar ja, de periode rond de kerstvakantie is nou juist de periode dat ik de apparaten minder hard nodig heb. Nu geef ik weer taaltrainingen en overleg ik regelmatig met klanten over toespraken. Het is prettig als ik dan stemmen hoor in plaats van toeters en bellen in mijn oor.
In de afgelopen week ben ik maar weer eens bij ‘Beter Horen’ langs gegaan. In mijn beleving al wel voor de tiende keer. Die vriend van mij is nog niet één keer terug geweest bij Specsavers, zijn oren worden vlekkeloos bediend.
Het apparaatje in mijn linkeroor is nu opgestuurd naar de fabriek. Volgens de dienstdoende medewerker gaat dat een week duren; ik ben benieuwd hoe geloofwaardig dat is. Ze vertelde overigens dat vier dagen heel gewoon is voor de duur van de batterijen in het apparaat. Het wordt er allemaal niet duidelijker op.

zondag 2 december 2018

Zo gefixt!

Vandaag was ik bij de fixers, waarover straks meer. De brunch met inhoud - elke eerste zondag van de maand - inspireerde me om weer een column te schrijven. Ik heb het te lang niet meer gedaan. Terwijl er toch heel veel te melden is. Die afgelopen anderhalf jaar staat voor een grote omslag: geen uitkering meer en sinds juli van dit jaar een eigen bedrijf: Verlichte vertelkunst. Ergo: geen last meer van eindeloos en vruchteloos gesolliciteer en meer geld op de bank dan ik een jaar geleden kon dromen.

Want het gaat goed. Ik geef NT2-trainingen aan leuke mensen, die uit het buitenland komen. Vaak spreken en schrijven ze al redelijk Nederlands, maar dan klimmen ze maatschappelijk naar boven en wordt het belangrijker om het taalgevoel te perfectioneren. Dat doen ze beter dan menig Nederlander, die de regels van de basisschool dertig jaar na dato vaak verleerd zijn. Die regels zijn overigens hier en daar nogal veranderd. Daarnaast knagen de social media (met ff voor even en zo) ook aan ons taalgevoel. Grappig voorbeeld: laatst werkte ik op een bedrijf, waar ik een training gaf aan drie vrouwen. Twee kwamen er uit Nederland en één uit Bosnië, zij was zo'n tien jaar geleden ingeburgerd. Drie keer raden wie het minste fouten maakte in de spellingtoets.


Naast het geven van taaltrainingen schrijf ik toespraken. Voor burgemeesters. Nou ja, op dit moment vooral voor één burgemeester, ik begin ten slotte pas. Enkele maanden geleden heb ik me voorgenomen dat ik meer wil gaan schrijven en minder taaltrainingen wil geven. En of het zo moest zijn, komen er ineens twee mensen op mijn pad die een boek willen publiceren. Hoe meer ik ontspan, hoe makkelijker het allemaal wordt.


Nu nog leren om nee te zeggen. Niet eindeloos allemaal werk aannemen. Daarover ging het vandaag bij de fixers. De inspiratiebron was het boekje "De creatiespiraal" van Marinus Knoop. Dat is een mooi boekje over het realiseren van je verlangens. We werkten in groepjes van 4. Eerst schreef je een wezenlijke vraag op, die je momenteel bezighoudt. De anderen schrijven vragen ter verdieping op, waarna je zelf kijkt of je nog dichter bij je vraag kan komen, zodat je uiteindelijk iets concreets hebt om mee aan de slag te gaan.


Uiteindelijk ging het bij mij niet alleen om nee leren zeggen. Het gaat erom dat ik leer ontdekken hoeveel werk ik nodig heb en in welke balans. En hoeveel ik eigenlijk moet werken om het allemaal aan te kunnen en tijd te blijven houden voor ontspanning. En één vraag was interessant: "Hoe kun je morgen al het verschil maken?" Ik heb niet tot morgen gewacht; ik ga vanaf nu minimaal wekelijks een blog schrijven. Er is genoeg materiaal.


De fixers? De fixers horen bij Idéfix aan de Bloemgracht in Amsterdam. Ik hoor er sinds de zomer bij ... en word daar blij van. We maken slapende ideeën wakker. Kijk voor meer op deze website: https://www.ide-fix.nl Daar staat het allemaal veel mooier op. En kijk voor mijn bedrijf op www.verlichtevertelkunst.nl


En als je geïnspireerd raakt: maak een beetje reclame voor deze blog!



zondag 9 april 2017

Over het wonder van sociocratie

Afgelopen zaterdag was het zover: de tweede trainingsdag over werken met de consent-methode ofwel: sociocratisch overleg voeren. Het is een must om dat te leren wanneer je, zoals ik, verbonden bent aan het democratisch onderwijs. Het is daarbij allerminst een straf: het is heel verrijkend om op deze manier met een groep tot een inzicht of een besluit te komen en het zorgt ook voor een mooie verbinding tussen de deelnemers aan het overleg. Sociocratisch overleggen is het tegenovergestelde van discussiëren: je vult elkaar aan in plaats van tegen elkaar in te gaan. Zo ontdek je heel andere kwaliteiten van elkaar dan in een discussie en je ervaart hoe mooi het is om gelijkwaardig te zijn, terwijl je allerminst gelijk bent.

In de aankomstronde mag iedereen er zijn, delen wat zij of hij wil delen of er even niets over zeggen. Ik voelde al meteen heel veel ruimte, voor mezelf en ook voor de andere leden van de groep. In zo'n ronde gaat alles in de structuur van de kring: iemand die dat wil begint en vervolgens gaat steeds degene die er naast zit verder totdat de cirkel rond is. Als je dan het gevoel hebt dat nog niet alles gezegd is, doe je nog een ronde, totdat iedereen gedeeld heeft wat belangrijk is en je ontspannen aan de bijeenkomst kunt beginnen.

Vervolgens willen we het eens worden over het programma van de dag. Je doet dan eerst een beeldvormende ronde en daarna een meningvormende ronde. Met andere woorden: je probeert eerst de suggesties voor het programma duidelijk te krijgen door elkaar daarover te bevragen en in de volgende kring geef je aan wat je van de programmapunten vindt en wat je derhalve eerder of later wilt doen, lang niet alles kun je bespreken op zo'n dag. Wat ik mooi vind aan die kringen is dat je elkaar niet hoeft te herhalen en ook niet hoeft te weerspreken: je voegt eenvoudig toe wat jij belangrijk vindt en wat nog niet gezegd is.

Voor de lunch bespraken we hoe je met z'n tweeën op deze manier kan overleggen. Hoe voorkom je dat je gaat discussiëren? Hoe bewaak je de gelijkwaardigheid, terwijl er één van de twee gespreksleider is. We merkten dat vooral gesprekken tussen ouders en kind daarbij een belangrijke bron van inspiratie zijn en een proces waarin veel van ons nog wel een steuntje kunnen gebruiken. Een mooi inzicht vond ik dat je, wanneer je op deze manier in gesprek gaat met een kind, ook aandacht voor het proces houdt en niet alleen maar voor de inhoud. Ook lijkt dit een manier om te verkennen wie er nou eigenlijk een probleem heeft en waarom dat zo is. Het lijkt mij inspirerend om op deze manier met mijn kinderen te leren overleggen en de successen daarvan vast te houden. Op die manier kun je daarop terugvallen en er later naar verwijzen, wanneer je weer iets gaat bespreken dat lastig lijkt.

De sessie na de lunch vond ik het hoogtepunt van de training. We speelden een spel om te leren hoe een bemiddelingskring werkt. In zo'n kring is er iemand met een probleem of iemand die een probleem heeft met het gedrag van een ander. Er zijn getuigen en er is een bemiddelingskring.
Aanvankelijk had ik er niet zo'n zin in. Binnen de school functioneer ik niet in een bemiddelingskring en er waren andere thema's die me meer boeiden. Toch bleek het uiteindelijk het meest leerzame onderdeel van de training.
Wat was de situatie? Met een stuk of acht mensen woon je in een Yurt, dat is een nomadentent. Je woont daar tijdelijk (bijvoorbeeld omdat je huis wordt hersteld, na schade door aardbevingen in Groningen, om maar eens wat te noemen. Er is een basisspel, waarin je bedankt wie waar slaapt, wie wat doet en hoe je met de budgetten omgaat, bijvoorbeeld, maar dit ging over bemiddeling. Het probleem was dat iemand (I.) haar wekelijks afwasbeurt geregeld oversloeg.
In de beeldvormende ronde kun je aan die persoon vragen wat maakt dat hij de afwas niet doet, maar je kunt ook de getuigen bevragen, waarom dat nou zo lastig is. Ik zat aan het einde van de ronde, vlak voor de voorzitter van de bemiddelingskring, die als laatste aan de beurt kwam. Ik schrok in de meningvormende ronde van de felheid waarmee sommigen reageerden op degene die niet wilde of kon afwassen en de welhaast apathische manier, waarop ze dat zelf uitlegde. Het was ook mooi om te zien hoe mensen meer of minder intensief zochten naar de juiste aanpak in de twee eerste rondes: waarin verschilt het stellen van een vraag van het geven van jouw mening?
In de eerste ronde liep het al hoog op en mijn eerste drang was om de voorzitter (F.) te gaan helpen tegen zoveel verbaal geweld. In tweede instantie merkte ik dat ik ook een rol ging spelen: in plaats van afwassen wilde I. wel wekelijks het gras gaan maaien en dat leek me heel overbodig: we hadden het gras al een maand verwaarloosd en het zou niemand ontlasten als I. dat nu ineens regelmatig zou gaan maaien in ruil voor haar afwasbeurt. In de derde fase bleek er iemand (M.) te zijn die de afwas wel van I. wilde overnemen als zij het gras zou gaan maaien. Toen was er nog afstemming nodig over of en hoe we dat dan willen of moeten gaan controleren. Uiteindelijk ging iedereen consent met het voorstel, wat er op neerkomt dat niemand meer een overwegend bezwaar heeft.
Die rondes leiden tot behoorlijk wat irritatie, bij vlagen kwam het wat cabaretesk op me over. Op een bepaald moment lijkt het eindeloos te duren en lijkt iedereen behoorlijk geïrriteerd. Ironisch genoeg is dat vaak het moment dat de oplossing nabij is, ook in dit spel was dat het geval. Zelf merkte ik dat ik in de laatste fase in essentie wist wat ik goed zou vinden: I. had haar oplossing zelf bedacht, M. zou de afwas gaan doen en ik had er alle vertrouwen in dat het gras regelmatig gemaaid zou gaan worden. Wonderlijk hoe je ontdekt wat er aan inzicht bij jezelf groeit en hoe dat maakt dat de plek die je inneemt ook verandert. Ik vond dat F. het ook heel goed deed als voorzitter: hij was beslist als dat nodig was, maar had ook ruimte om hulp te vragen als hij dat nodig had. Ik denk dat het een belangrijke kern is van deze consent-methode: ontdekken wat je nodig hebt en daar ruimte voor vragen.

De laatste kring ging over een thema dat ik zelf had ingebracht: het creëren van meer draagvlak voor de school. Ook nu genoot ik weer van de ruimte, op basis waarvan de groepsleden de ruimte namen om te melden op welke manier ze zich verbonden voelen met de school en wat ze misten. Mijn belangrijkste inzicht was dat er nog een vraag aan vooraf gaat: "Is de vloer waarop we staan (waarop de school staat) wel stevig genoeg en hoe maken we die steviger? Ik ga er met plezier de komende tijd mee aan de slag.


Er is veel meer te melden over deze prachtige dag; na de slotronde weet ik zeker dat ik hiermee verder wil.

maandag 19 december 2016

Kerstmis

In mijn herinnering haalden we de kerstboom op met de slee: op de heenweg zaten mijn broer en ik op de slee, op de terugweg lag de boom erop, liepen wij erachter aan en gooiden we sneeuwballen. Terwijl ik het schrijf zie ik een vergeelde foto voor me, die ergens in een oude doos zal zitten. Het zal die ene keer van die foto zo geweest zijn en misschien nog een ander keertje, maar het heeft zich in het geheugen vastgezet als een ritueel dat vorm gaf aan elke kerst uit mijn jeugdjaren.
Ik denk eraan terug nu ik mijn kerstboom aan het versieren ben en veel oude dozen open met mooie rode en zilveren kerstballen en andere versierselen uit de kerstbomen van vroeger, zoals een zilverkleurige vogel, een trompetje waar nog echt geluid uitkomt en een fraaie zilverkleurige viool.
Mijn moeder vloekte eerst de kaarsjes in de boom, ik kan het me niet anders herinneren. Het voordeel van een gedegen katholieke achtergrond is dat je de juiste scheldwoorden snel paraat hebt. Het waren overigens mooie kaarsjes, die nog heel veel leken op de kaarsjes die hun ouders in de boom hadden, maar dat waren dan echte. En er stond een emmer water naast de kerstboom. Die kaarsjes, het waren er ook maar 18,  zijn er helaas niet meer, verloren gegaan na veelvuldig gebruik gebruik en verhuizen. Nu zijn er slingers met honderd of meer kleine led-lampjes, all over the place.
Er hing ook veel snoep in de boom, herinner ik me. Chocolade kerstkransjes, bijvoorbeeld. Mijn moeder vertelde me dat ze een keer ontdekte dat de laagst hangende kransjes precies waren aangevreten tot op de hoogte waar ik met mijn melkgebit kon komen. Ze kon er destijds de humor wel van inzien.
Thuis was Kerstavond het belangrijkste moment van het feest. Toen mijn ouders er nog in geloofden, gingen ze eerst naar de nachtmis (die ergens voorin de avond gehouden werd), terwijl ik mijn best deed als misdienaar in het naburige bejaardenhuis (een woord dat je ook niet meer hoort). 's Avonds laat, als iedereen weer thuis was, maakte ze dan een koud buffet met gevulde eieren, gevulde tomaten, asperges in ham gerold en meer van zulke versnaperingen. En er stonden bakjes met smarties op tafel, waaruit je ongelimiteerd kon eten. Dat was nog eens wat!
De traditie heeft lang bestaan. Ik herinner me nog twee kerstavonden in de jaren '80. Op de eerste werkte ik op de Haagse HTS in Voorburg. Ik fietste na de kerstborrel op school naar het ouderlijk huis om kerstavond te vieren, licht aangeschoten als gevolg van de kerstborrel. Het sneeuwde licht en de fietsstrook op de Soestdijksekade werd niet geveegd, zodat ik op de rijweg was gaan fietsen, waardoor ik prompt aangehouden werd door twee ijverige agenten, die me maanden op de gevaarlijk gladde fietsstrook te gaan rijden. "Maar dan rijd ik al die leuke witte fietsjes dood", protesteerde ik, doelend op de onder de sneeuw vaag zichtbare pictogrammen die de fietsstrook duidden. Ze konden de humor er niet meteen van inzien, maar ik ben uiteindelijk wel thuisgekomen, die kerstavond.
Enkele jaren laten had ik twee dagen in Antwerpen gewerkt: trainingen op de Wang-tekstverwerker voor een Vlaams bedrijf. Het sneeuwde fors en ik haalde op een witte Meir nog even bonbons bij Leonidas. Vervolgens reed ik met de trouwe Renault 4 de Scheldestad uit en de ring op. Daar haperden mijn ruitenwissers. Gelukkig was het niet druk en heb ik rechts rijdend, met het rechter raampje open en lettend op de witte streep de grensovergang bij Breda gehaald. Daar was een handige wegenwacht met een stukje ijzerdraad, waardoor de linker wisser weer werkte. Ook die avond kwam ik wonder boven wonder in Den Haag.

zondag 10 mei 2015

Het verwerken van informatie.

Laatst deed ik een intelligentietest op internet, uitgezet door een landelijk bekend uitzendbureau. Eén van de uitkomsten was niet verrassend: ik bleek, afgezet tegen mijn opleidingsniveau, een hoge snelheid te hebben bij het verwerken van schriftelijke informatie.


Dit had ik eerder ontdekt tijdens mijn eerste vakantiebaan op de afdeling verkeersstatistiek van het Centraal Bureau voor de Statistiek. We schrijven 1972, het CBS huisde nog niet in een immens kantoor langs het spoor in Voorburg, maar in een stuk of negen oude panden in de Haagse binnenstad. De computer moest nog uitgevonden worden, ik was 16 lentes oud, zat op de havo en de zomer was warm.
De afdeling verkeersstatistiek bestond uit een tiental medewerkers, opgesteld in een klasje tegenover de afdelingsleider, meneer Heuvelmans. Op maandagmorgen om half 9 begon ik ijverig met mijn taak, het overbrengen van gegevens over ongevallen (datum, tijd, plaats, aantallen dodelijke en gewonde slachtoffers enzovoorts) van door over het ganse land verspreide verkeersagenten ingevulde 'telbriefjes' op grote verzamelstaten. Tegen half 1, het begin van de lunchpauze, besloot ik nog even de stapel af te maken alvorens te gaan lunchen, terwijl mijn collega's het lokaal al lang en breed hadden verlaten. De afdelingsleider was sinds half 10 uit beeld.
Na de pauze liep ik met de ingevulde verzamelstaten en de afgehandelde telbriefjes naar mijnheer Heuvelmans. Hij inspecteerde de verzamelstaten, keek indringend naar mij en nogmaals naar de verzamelstaten. Hij boog zich naar mij toe en fluisterde: "wat moet je nu de rest van de week doen?" Het was geen grap, Heuvelmans was zelden in zijn bestaan serieuzer geweest. Hij stuurde mij meteen door naar een ambtelijke bovenbaas.
Uit de boodschap van deze bovenbaas leidde ik af dat ik een bedreiging was voor het gehele systeem, hij zei het nog net niet letterlijk. Ik kreeg een andere taak en een bijbehorende semafoon met tien lampjes. Elk lampje correspondeerde met een bijbehorend nummer en dat nummer zat weer vast aan een fysieke lokatie. Ging er een lampje branden, dan fietste ik gezwind naar de betreffende lokatie, alwaar een spoedeisend stuk (brief, dossiermap) lag voor een andere lokatie. Ik was een fietskoerier avant la lettre.
De zomer bleef warm en ik vermaakte mij uitstekend. Per dag waren er gemiddeld drie spoedeisende zendingen, zodat ik in de zomer van '72 een nieuw fenomeen ontdekte: het terras. Het was nog een hele toer om van het niet al te uitbundige salaris nog iets over te houden voor de aankoop van elpees en boeken.
De reactie van mijn vader destijds vergeet ik ook niet snel: toen ik de ervaringen van de eerste dag 's avonds aan tafel deelde, verslikte hij zich in de aardappelen; ten slotte betaalde hij ook belasting. Hij vertelde mij zijn favoriete ambtenarenmop. In de gangen van de ministeries zijn witte strepen getrokken, in het midden en in de lengterichting. Met deze voorziening zouden ambtenaren die te laat kwamen niet in botsing komen met ambtenaren die te vroeg weggingen. Maar een week later waren de strepen alweer weg: men had ontdekt dat het over dezelfde ambtenaren ging.

zondag 31 augustus 2014

jeugdige stijl

Eindelijk een blog over Jugendstil, de bouwstijl met haar wereldwijde iconen (ik zag ooit prachtige voorbeelden in Lissabon). Er is vooral veel erfgoed in bakermat Wenen. Het jeukt hier natuurlijk ook van de barokke gebouwen (vanuit het Burgpark kijk je bijvoorbeeld op één van de gevels van een Habsburgs paleis):



De spreuk boven de poort betekent: "In dit huis verzoen ik alle volkeren." - aan ambities geen gebrek en dat mocht gezien worden: de Habsburgers hebben Wenen overladen met deze stijl, te herkennen aan frontons boven de ramen, af en toe uitbundige Romaanse boogjes en classicistische zuilenrijen, die zowel de hofgebouwen als de meer 'gewone' woonhuizen sieren: strenge gevels met rijen identieke frontons.



Jugendstil, de stijl met de fraai gestileerde lauwerkransen  is ook prominent aanwezig in het stadsbeeld. Lauwerkransen (die je op deze foto ziet),



want de stijl zou zegevieren over de barok: Germaanse volken hebben nu eenmaal iets met verlies en winst, met boven en onder: niet alleen de Duitsers en de Oostenrijkers horen tot de Germaanse volken, de Nederlanders ook (ik hoef alleen maar aan het laatste WK te refereren).
Ik houd van mooie dingen en nog meer van mooie dingen, waarover is nagedacht. Bijvoorbeeld het Otto Wagner Spitaal "am Lemoniberg". In de tijd dat we mensen met een psychische beperking nog "krankzinnigen" noemden, werden ze in Wenen gehuisvest in een ronde toren, die nu deel uitmaakt van het natuurhistorisch museum. De ronde toren uit de 19e eeuw, die de nooddruftigen (vrij naar de Fabeltjeskrant) via nissen in de muur naar 'moderne' inzichten licht en lucht bood, stond een pietsie te dicht bij de Hofburg en Sissy kon natuurlijk niet uit haar koninklijke slaap gehouden worden door het lawaai van een inrichting om de hoek.
De stad Wenen zocht en vond een oplossing in de Noordwesthoek van de stad, de uitlopers van het Wienerwald. In weinig tijd koopt de gemeente grond van tien particulieren op, perifeer in de stad maar wel bereikbaar, vanuit het idee dat de patiënten gebaat zijn door bemoeienis van hun sociale omgeving.
Otto Wagner verwerft de opdracht van de Stad Wenen voor het bouwen van deze nieuwe "inrichting". Hij ontwerpt de centrale as van het terrein met, van beneden naar boven, het directiegebouw, het theater, keuken/wasgebouw en kerk. Links en rechts worden ontwerpen voor de patiënten ontworpen door 'onderaannemers'; aan weerszijden eerst voor de "rustige" patiënten, dan, verder uit het midden de minder rustige en tenslotte, aan de buitenzijden, de onrustige patiënten. Terzijde kwam nog een sanatorium, dat we heden ten dage een wellness-centrum zouden noemen. Binnen korte tijd genoot het wereldfaam, waardoor de gemeente Wenen de kosten van het verplegen van haar 'gekken' een beetje kon drukken.




De kerk werd letterlijk hoogtepunt en blikvanger van het complex. De koepel is met goud ingelegd en dankt er de citroengele kleur aan, in de volksmond ging deze berg 'Lemoniberg' heten. In de eerste halve eeuw reed er een treintje op de helling rond om eten rond te brengen, was in te zamelen en weer schoon te verdelen. Het treintje sloot bij Ottakring aan op het stelsel van U- en S-banen, al net zo mooi georganiseerd als in Berlijn, maar daarover een andere keer. In de jaren vijftig is dat treintje gesneuveld als gevolg van het oprukkend autoverkeer en u raadt het al: daar hebben ze nu een beetje spijt van op die berg.
Terug naar de kerk. Dat was geen onomstreden bouwwerk in een stad waar eeuwenlang barokke kerken waren verrezen. De engelen op het dak (naar ontwerp van Othmar Schimkowitz) waren veel te frivool:





ter vergelijking een barokke engel, die de St. Jan in Den Bosch tooit en die ze tijdens de verbouwing een mobieltje hebben gegeven om wat moderner over te komen:






De gebrandschilderde ramen (van Koloman Moser) zijn een hoogtepunt in de Jugendstil in Wenen, "onze" Utrechtse St. Maarten komt erin voor:




Dan nog een stukje over Otto Wagner, die 63 was toen hij aan het ziekenhuis ging werken. Een succesvol architect, die in zijn jonge jaren meegebouwd heeft aan de barokke Weense ring, maar zich later met kunstenaars als Klimt en Hoffman aansloot bij de Wiener Sesession en nieuwe smaakmakende kunst schiep. Na veel opdrachten voor de overheid, zoals de Postsparkasse en de Weense U-bahn werd dit zijn laatste. Bij de opening van de kerk weersprak hij het hof, vertegenwoordigd door aartshertog Ferdinand, die dat moderne gedoe maar niets vond en dat duidelijk liet merken: de barokke stijl toonde de heerschappij van het KK-rijk, door Musil in "Der Mann ohne Eigenschaften" zo ironisch Kakanië genoemd. Wagner betoogde dat alle kanonnen ook met de barokke stijl versierd waren, terwijl ze toch geen zegen voor de mensheid waren gebleken (en toen was de eerste Wereldoorlog nog niet eens begonnen). Maar Otto Wagner was persona non grata geworden.
Met de tweede Wereldoorlog sluit ik af, een duistere periode voor het Otto Wagner Spittal: de nazi's gebruikte het hospitaal om er hun euthanasieprogramma uit te voeren: 772 kinderen overleefden dit niet. Een museum laat de gruwelen uit die jaren zien; ik kies hier voor een afbeelding van een propagandistisch plakaat:




Moraal van de nazi's: we betalen allemaal mee aan de verzorging van mensen die niet voor zichzelf kunnen zorgen. Wim de Bie zei eens: "De werkelijke beschaving van een samenleving is af te lezen aan wat zij investeert in mensen die niet productief zijn en dat waarschijnlijk nooit zullen worden."

Bij het herdenken van de gruwelen, halverwege de jaren '90, heeft de stad Wenen een wedstrijd onder middelbare scholen uitgeschreven: ontwerp een monument voor deze kinderen. Een meisje uit de 5e van het gymnasium schonk ze allemaal een kaarsje en liet die kaarsjes in strenge rijen zetten om de systematische werkwijze van de nazi's vorm te geven:




Het indrukwekkende monument is te vinden tussen het directiegebouw en het theater van de Lemoniberg.

meneer Sippel

Nu ik morgen ga beginnen aan een nieuwe carrière als leraar wiskunde op de middelbare school, leef ik al dagen met de herinnering aan mijn leraar voor dat vak in de brugklas van de havo: meneer Sippel. Hij vond mij lui en hij had daar toen wel gelijk in: ik kon "aardig meekomen" met de brugklasstof, maar sloofde me niet bovenmatig uit. In zijn frustratie riep hij een keer, na weer een door mij marginaal gemaakte schriftelijke overhoring: "Jij aap, ik trap jou het raam uit!" Met zijn onvervalste accent (zijn wortels lagen in Nederlands-Indië) maakte hij een nog grotere indruk.


Nu was meneer Sippel ook de klassenleraar en - het waren andere tijden - na een week of zes legde hij een huisbezoek af, 's middags na school. Vanzelf was je daar toen als leerling niet bij, maar vanuit de aan de huiskamer grenzende slaapkamer (er zat een dunne glaswand met een gordijn tussen) kon ik letterlijk volgen wat er over mij te zeggen viel.
Op zeker ogenblik verhaalde mijn moeder van die middag, dat ik overstuur was thuisgekomen, bang dat de leerkracht zijn woorden nog eens in daden zou omzetten. Het was even stil, daarna meldde mijn klassenleraar met hetzelfde kleurrijke accent: "Mevrouw, ik zou nog niet de punten van mijn schoenen bevuilen ..." - zoals ik al schreef, het waren andere tijden.
Misschien een leuk verhaal om nog eens met mijn leerlingen te delen, maar voorlopig houd ik het op een inleiding over Jugendstil en over mijzelf, maar daarover in een volgende blog.